Scholen starten het nieuw jaar midden in de uitdagingen die covid-19 ons brengt. Dat leidt tot meer veranderingen dan we ieder jaar gewoonlijk zijn aan de start van een nieuw schooljaar: nieuwe docent(en), nieuwe klasgenoten, nieuwe lokalen en het aanpassen aan een nieuw rooster na de lange zomermaanden. Nu moeten we tevens leren omgaan met afstandsleren, hybride lesprogramma’s, en een kans op blootstaan aan het virus vanwege contact met elkaar op school. Dit zijn extra stressoren waar we allemaal mee te maken krijgen.

Voor families met een kind met een reactieve hechtingsstoornis, is dit meer dan stressvol. Zonder een goed basisbegrip van het kind met een hechtingsstoornis binnen een schoolomgeving, kan dit dan ook snel ontaarden in problematiek. Er zijn drie dingen belangrijk om te weten voor docenten, wanneer zij werken met deze kinderen:

  • Kinderen die te maken hebben gekregen met vroegkinderlijk trauma, hebben niet de mogelijkheden gehad om de gebruikelijke ontwikkelingsfases op een gezonde manier te ervaren en te doorlopen. Dit heeft een remmende werking op de ontwikkeling en groei van de hersenen, en kan er toe leiden dat hun gedrag en emotionele reacties meer passend zijn bij de ontwikkelingsleeftijd van veel jongere kinderen.
  • Het in controle zijn van mensen om zich heen en andere omgevingsfactoren, geeft kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een gevoel van veiligheid. Het is een overlevingsmechanisme dat ze hebben ontwikkeld om zichzelf te beschermen. Zelfs wanneer de huidige omgeving veilig is, blijven deze ingesleten patronen naar buiten komen vanuit het gevoel en reacties op eerder ervaren vroegkinderlijk trauma. Het neemt enorm veel tijd, geduld en werk in beslag om deze patronen van gedrag te veranderen (n.b.: Wanneer mogelijk. Bij evt. permanente neurologische factor door bijv. FASD zijn er ontwikkelingsplafonds die tot stand komen van veilige hechtingspatronen blijvend kunnen verhinderen, zie FASD en hechtingsproblematiek)
  • Kinderen met een reactieve hechtingsstoornis zetten zich af, vaak op vijandige en zelfs beschuldigende wijze, tegen hun primaire verzorgers. Dit gaat vaak gepaard met beschuldigingen van slechte zorg en andere onwaarheden.

Zie tevens de link ‘Open letter to Educators’ voor beter inzicht op reactieve hechtingsstoornis en richtlijnen.

Wat docenten, IB’ers en schoolmaatschappelijk werkers kunnen doen:

1. Discretie en verantwoordelijkheid

Omdat kinderen met een reactieve hechtingsstoornis de sterke neiging hebben hun omgeving en de mensen daarin onder controle te krijgen, kunnen directe en publiekelijke consequenties op hun gedrag de mogelijkheid creëren tot het negatief beïnvloeden van de sfeer in een klas of groep. Het is belangrijk kinderen ter verantwoording van hun gedrag te roepen, maar dan liever privé.

2. Ontwikkel een dikke huid

Voor kinderen met een reactieve hechtingsstoornis functioneert gedrag als een instrument, een middel. Het is een aangeleerd mechanisme dat voor hen functioneert als voorwaarde voor overleven. Dit gedrag kan zeer frustrerend en verwarrend zijn. Het is belangrijk zo kalm mogelijk te blijven te midden van het gedrag.

3. Focus op de rol als docent

Docenten hebben als kerntaak het aanleren van kennis en vaardigheden. Het is niet de taak van een docent om een kind met reactieve hechtingsstoornis te redden of beter te maken. Ouders samen met hulpverlening hebben de taak om ervoor te zorgen dat het kind passende zorg en hulp krijgt om zich zo goed en veilig mogelijk te ontwikkelen.

4. Natuurlijke consequenties versus gedragsmodificatie

Kinderen met een reactieve hechtingsstoornis functioneren het beste bij consistente voorspelbaarheid, routine, veranwoordelijkheid en consequenties die logisch en direct zijn. Dat is niet verschillend dan bij andere kinderen. In tegenstelling tot bij sociaal emotioneel gezondere kinderen, levert gedragsmodificatie meestal geen gewenste veranderingen op. Deze technieken geven alleen een extra mogelijkheid tot het kunnen aansturen van hun omgeving. Hoewel meewerken en verandering oppervlakkig gezien aan de orde kan schijnen te zijn, blijft internaliseren en echte verandering uit. Zie ook de ‘Love and logic’ techniek als alternatief.

5. Verantwoordelijkheid als voorwaarde voor leren kiezen van gedrag en consequenties

Er zijn veel dingen die ouders voor hun kinderen kunnen doen. Ze kunnen een rustige ruimte creëren om te leren, tijd en geduld vrijmaken voor het beantwoorden van vragen, en tijd en mogelijkheden voor het kind om te helpen met huiswerk maken. Echter de grens zou moeten zijn dat het kind eindverantwoordelijk is. Kinderen moeten de mogelijkheid krijgen om te leren en te laten zien dat ze zelf ergens voor verantwoordelijk kunnen zijn en ter verantwoording worden geroepen. Het is een mogelijkheid om hun zelfvertrouwen op te bouwen.

6. Werk samen met ouders

Ouders van kinderen met een reactieve hechtingsstoornis worden vaak gezien door een vertroebelde lens. Ze worden gezien als niet empathisch of verzorgend, en vanuit de extremen ’te streng’ of ’te toegeeflijk’. Docenten zien diverse kinderen met een heel scala aan unieke problemen en verschillende ouderschapsstijlen ieder schooljaar langskomen. Er is veel informatie om te bestuderen en het geeft docenten een inkijk in het leven van de kinderen. Maar het is belangrijk om te beseffen dat reactieve hechtingsstoornis zeer complex en slecht inzichtelijk is. Als docent zult u moeten luisteren naar ouders van deze kinderen en ze moeten vertrouwen. Zij weten meer over dit kind en de aandoening, omdat het een vast onderdeel is van hun dagelijks leven. (Pleeg/adoptie) ouders zijn een onmisbare bron van informatie voor docenten van deze kinderen. Hou de lijnen van communicatie open en onderhoudt frequent contact om af te stemmen.

https://www.instituteforattachment.org/6-goals-for-educators-with-reactive-attachment-disorder-students/

Richtlijnen voor onderwijs aan leerlingen met een reactieve hechtingsstoornis (Vertaald met toestemming van The Institute for Attachment and Child Development*)