Zondag 3 februari was er een uitzending van het programma De Monitor, die deze keer gewijd was aan een onderzoek onder een paar honderd pleegouders en een aantal deskundigen. Men wilde onderzoeken hoe het komt dat zoveel pleegouders afhaken – vaak al na afloop van de eerste plaatsing – en waardoor 45% van de plaatsingen vroegtijdig worden afgebroken in Nederland. Tevens kwam in deze uitzending lector residentiële jeugdzorg Peer van der Helm aan het woord. Hij is kritisch t.o.v. de sterke focus op het plaatsen van kinderen in pleeggezinnen, en was van mening dat het voor een bepaalde groep kinderen niet wenselijk of realistisch is om ze in een gezinssetting te plaatsen. Bijvoorbeeld in geval van de wat oudere kinderen met een licht verstandelijke beperking, achtergrond van verwaarlozing en/of mishandeling, in combinatie met hechtingsproblematiek. Voor hen zou een residentiële setting of een gezinshuis een betere optie zijn, met betere kansen voor het kind doordat er geen meerdere (afgebroken) plaatsingen nodig zijn waarmee je het kind nog verder beschadigt. Jeugdzorgexperts gaven aan het tevens zorgelijk te vinden dat er een financiële factor mee lijkt te spelen, aangezien plaatsing binnen een pleeggezin een stuk goedkoper is dan opvang en zorg binnen een gezinshuis of instelling. Hierin spelen de gemeenten een belangrijke rol.
Als ex-pleegouder, ex-voogd, ex-mentor en ex-voorlichter bij de FAS Stichting, waarbij ik met vele pleeg- en adoptieouders in contact ben gekomen, veel ervaringen heb kunnen beluisteren van ouders, hulpverleners en cliënten, en ouders heb ondersteund in hun contacten met scholen en hulpverleningsinstanties, ben ik verheugd met de aandacht voor dit onderwerp, waarbij deze ervaringen en inzichten worden bevestigd. Aan de andere kant bekruipt me een gevoel van: “maar dit weten we toch al jaren?”, en krijg ik het idee dat de geschiedenis zichzelf herhaalt.
Als ik aanschuif bij een ontmoetingsgroep van zeer ervaren pleegouders, waarvan sommigen al meer dan 20 jaar pleegkinderen opvangen, hoor ik regelmatig dezelfde bevindingen en aanbevelingen die deze week in De Monitor aan de orde zijn gekomen. Ik hoor tevens, dat velen van hen vergelijkbare zaken hebben getracht aan de orde te brengen, maar dat het weinig heeft opgeleverd. Dat er door al die jaren heen weinig is veranderd. Want voogden en pleegzorgwerkers komen en gaan; daar bovenop komen alle recentelijke ontwikkelingen in het spoor van de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten. Waarin het soms lijkt of financiële belangen, protocollen, richtlijnen, een risicomijdende werkhouding en soms ook het belang van de biologische ouders preveleren boven het belang van het kind, of de negatieve effecten op het kind. Dat pleegouders zich in die situaties als roependen in een woestijn voelen. Dat pleegouders aangeven dat door de jaren heen de kinderen steeds vaker zwaardere gedragsproblematiek laten zien, wat niet altijd binnen een gezin te hanteren is (over dit gedrag krijgen ze overigens niet altijd vooraf de juiste informatie). Dat een geslaagde plaatsing heel sterk afhangt van een goede ervaren voogd en pleegzorgwerker, die communiceren met de pleegouders en luisteren naar hun signalen. Dat mensen stoppen met pleegzorg, niet vanwege de problematiek van het kind, maar vanwege de structurele extra belasting vanuit het constant moeten vechten met instanties en bureaucratische rompslomp in het opkomen voor dat kind. Dat pleegouders bijvoorbeeld uit eigen zak een benodigd helmpje voor een baby-pleegkind betalen, omdat hij dat medisch gezien nodig heeft om de vervorming van zijn schedel te corrigeren, en de pleegzorginstantie of gemeente het niet vergoedt. Dat een pleegouder met haar pleegzorgwerker bij de gemeente om extra financiering komt vragen omdat hun pleegzoon het zo goed doet dat hij gaat studeren; vervolgens wordt deze pleegmoeder toegesnauwd “nou mevrouw, u kunt zelf ook wel eens wat betalen”. (Hierover is door gemeente later excuses aangeboden nadat de pleegzorgwerker een klacht had ingediend). De uitkomsten en aanbevelingen die in De Monitor naar voren werden gebracht, hoor ik al vele jaren uit de monden van deze ervaren pleegzorgouders komen. Ik hoop van harte dat er deze keer echt iets wezenlijks gaat veranderen. Want met een campagneslogan ‘Supergewone mensen gezocht’, kom je er echt niet.