Wanneer er educatie, advies of bemiddeling wordt gevraagd door ouders of professionals rondom kinderen met een diagnose binnen het FASD spectrum, of door volwassenen met FASD, zien we vaak overeenkomsten in de hulpvraag, levensloop en specifieke aandachtsgebieden en problematiek.
Bij de meesten wordt FASD in eerste instantie over het hoofd gezien, hoewel er achteraf in het dossier over achtergrond, babytijd en de eerste levensjaren wel meestal een cluster aan signalen en symptomen te vinden is. Zo kan er sprake zijn van een risicofactor in sociale achtergrond, microcefalie, laag geboortegewicht, ontwikkelingsachterstanden, problemen met slaapregulatie en drinken, hoge prikkelbaarheid en sensorische problematiek (huilbaby). Deze trend zet zich voort in de peuter/kleutertijd, waarbij motorische problematiek, eet- en spraak- en kno-problematiek, en achterstanden op diverse gebieden zich voor kunnen doen. Ook kunnen er diverse medische problemen een rol spelen (alcohol is immers giftig voor alle zich ontwikkelende organen tijdens een zwangerschap, niet alleen het centraal zenuwstelsel). In de vroege jeugd is ADHD voor velen de eerste classificatie die in het dossier wordt opgenomen (e/o. ASS, hechtingsproblematiek etc). Tijdens de lagere school periode gaan leer- en gedragsproblematiek, en sociaal emotioneel veel jongere ontwikkeling een rol spelen. Na de transitie naar het VO, waarbij er vanuit de omgeving hogere verwachtingen aan het kind worden gesteld t.a.v. zelfstandigheid, inzicht en zelfredzaamheid, kunnen problemen zich verhevigen doordat de chronische overvraging en onrealistische verwachtingen vanuit de omgeving voor frustratie, onveilige situaties en faalervaringen zorgen bij het kind.
Gecombineerd met een grotere vrijheid, minder toezicht en het zich aangetrokken voelen tot vaak de verkeerde peer group, terwijl het kind met FASD op een veel jonger sociaal emotioneel niveau functioneert, kan dit tot verdere problemen leiden. De jongere met FASD is verbaal expressief sterk ontwikkeld, wat echter de veel lager ontwikkelde receptieve taalontwikkeling/informatieverwerking en inzicht maskeert. De jongere is tevens niet goed in staat tot het zien van en nadenken over oorzaak-gevolg verbanden, leert moeilijk van gemaakte fouten of consequenties van gedrag en is zeer beïnvloedbaar. Er is dan ook een sterk vergrote kans op het ontstaan van secundaire problematiek als criminaliteit, verslaving, depressie e.d.
In de (jong)volwassenheid na de transitie 18-21 jaar, komt daar vaak nog problematiek bij op het gebied van wonen, werk/dagbesteding, sociale contacten en financien. Wanneer er alleen gekeken wordt naar IQ, biologische leeftijd en verbale expressie, leidt de stelselmatige overschatting en overvraging dan ook tot verdere problemen en mogelijke secundaire problematiek. Hoe belangrijk het zien en begrijpen van de neurologische factor door FASD is, wordt zichtbaar als we de research bekijken over de prognose voor de verdere levensloop. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt er een direct verband aantoonbaar tussen een zo goed mogelijke prognose en een zo vroeg mogelijk gestelde diagnose binnen het FASD spectrum (voor het 6e levensjaar). Dit effect zien we in negatieve zin terug bij mensen waar pas veel later (soms zelfs in de late volwassenheid) de permanente neurologische beschadiging door FASD is vastgesteld. Een zo vroeg mogelijke diagnose, educatie van gezin en professionals in school, ezorg en hulpverlening, is dan ook van groot belang om overvraging en secundaire problematiek te voorkomen.
CDC over secundaire problematiek bij FASD:
http://lib.adai.uw.edu/pubs/bk2698.pdf